Hoe prettig is het schemeruurtje,
Wij scharen ons om het kachelvuurtje.
Wat helder brand en vonken schiet,
En broer noch zusje heeft verdriet.
Een vrolijk liedje wordt gezongen,
Nu het maantje door de ruiten tuurt.
En zo het nog een poosje duurt,
Dan ziet men ons bijeen gedrongen
Als muisjes op een kluitje,
En niemand roert zijn snuitje.
Elk spitst z‘n oren als een haas
Want vader gaat vertellen van sinterklaas...